“In deze huisjes zal men met vreugde kunnen wonen” | Streekmuseum Reeuwijk

11 sep

Reeuwijkse Reeks 14, aug 2000

In deze tijd zien we in het Reeuwijkse land, maar vooral in het plassengebied, een groot aantal landhuizen, de één nog mooier, groter en duurder dan de ander. Wat verstaan we eigenlijk onder de naam “landhuis” ? Wel heel simpel: een huis op het land maar toch vooral verwijzend naar landelijk gelegen, veelal kapitale villa’s. Deze aanduiding is niet altijd gebruikt want enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog in 1949 ging het gemeentebestuur van Reeuwijk over tot aankoop van 20 zogenaamde F.K. Landhuisjes en dat waren beslist geen kleine landelijke villa’s. Ze zijn al tientallen jaren uit het landschap verdwenen en alleen de wat oudere autochtonen weten er nog van. Daarom heeft historicus G.A.F. Maatje de geschiedenis van dit toch enigszins merkwaardige project al enkele jaren geleden in de Reeuwijkse Reeks vastgelegd.

In het najaar van 1948 zond de NCRV radio een reportage uit over een nieuw soort landhuisjes op wielen die de oplossing voor de toenmalige woningnood zou kunnen zijn. De radiogolven bereikten ook het gemeentebestuur van Reeuwijk en de belangstelling werd gewekt. Er ging een briefkaartje uit naar de firma J. Kuiper en Zonen te Steenwijk, de bouwer van de huisjes. Per kerende post ontving het college van B&W (toen bestaande uit Burgemeester Feitsma en de wethouders Ballering en Boom) een folder met beschrijving van de huisjes en een uitvoerige brief. In het najaar van 1948 zond de NCRV radio een reportage uit over een nieuw soort landhuisjes op wielen die de oplossing voor de toenmalige woningnood zou kunnen zijn. De radiogolven bereikten ook het gemeentebestuur van Reeuwijk en de belangstelling werd gewekt. Er ging een briefkaartje uit naar de firma J. Kuiper en Zonen te Steenwijk, de bouwer van de huisjes. Per kerende post ontving het college van B&W (toen bestaande uit Burgemeester Feitsma en de wethouders Ballering en Boom) een folder met beschrijving van de huisjes en een uitvoerige brief. Na verwezen te hebben naar de grote naoorlogse woningnood gaat het epistel verder met : “In de zomer van 1947 vond één onzer firmanten deze mogelijkheid: het was een landhuisje op wielen. Het aanbrengen deze wielen was noodzakelijk om verschillende – vooral in deze tijd hinderlijke – bepalingen van woningwet, bouwverordeningen en dergelijke te omzeilen. Begin januari 1948 verliet de eerste woning-op-wielen  in Nederland ons bedrijf. Wij brachten deze woningen onder de naam FK Landhuisjes.
Een advertentie campagne werd gevoerd en de belangstelling in Nederland bleek enorm te zijn. Wij achten het voor Rijk en Gemeenten in deze tijd van het allergrootste belang tot aanschaffing van een groot aantal dezer landhuisjes over te gaan, waardoor de tegenwoordige zorgen op het gebied van de volkshuisvesting aanzienlijk vereenvoudigd zouden worden. Daar komt nog iets anders bij.
Immers het zou gewenst zijn de normale woningbouw doorgang te doen vinden. In afwachting van het gereed komen daarvan zouden onze landhuisjes beschikbaar gesteld kunnen worden. Daarmee werd de grootste nood gelenigd. Mocht dan – naar de minister aanneemt – over 15 à 20 jaar de woningnood zijn ingehaald, dan zouden eventueel de bewoners van deze landhuisjes – indien zij zulks wensen – voor normale stenen woningen in aanmerking kunnen komen. De landhuisjes zouden dan aan andere geteisterde landen verkocht kunnen worden. Wij denken dan bijvoorbeeld aan een land als Duitsland…
Wat de levensduur deze Landhuisjes betreft – welke u natuurlijk interesseert – merken wij in dit verband nog, op dat de bouw en constructie van dien aard zijn, dat zij een mensenleven kunnen meegaan. “Later zou blijken hoe lang men bij de firma Kuiper een mensenleven inschatte!”

De ervaring die wij met deze landhuisjes hebben is van allerprettigste aard. Bewoners daarvan zijn buitengewoon enthousiast en nog nimmer is het voorgekomen, dat ons ook maar één klacht bereikte. Zoals u begrijpt is dit onze beste reclame.” Aldus de heer Kuiper. Werkelijk het Ei van Columbus op de krappe woningmarkt! De heer Kuiper nodigde het college van B&W uit voor een bezoek aan de fabriek.

De zaak wordt in het college van B&W besproken. In de notulen van de vergadering van 19 november 1948 lezen wij; de firma J. Kuiper te Steenwijk doet ons een drietal modellen toekomen van F.K. Landhuisjes in de prijs van fl. 3.500, fl. 4.675 en fl. 7.000. Ter leniging van de woningnood zouden een 20-tal landhuisjes in onze gemeente uitkomst kunnen brengen. Besloten wordt nog nadere inlichtingen hierover in te winnen en daarna de huisjes te gaan bezichtigen. Op 31 januari gaat er een briefje naar Steenwijk met de mededeling dat B&W op donderdag 3 februari 1949 naar Overijssel zullen komen. De heren gaan per automobiel naar het verre Steenwijk en bekijken onderweg ook enkele F.K. Landhuisjes die in Zeist staan opgesteld. Later blijkt dat de heren met een auto van onze plaatsgenoot W.C. den Dijker reisden, die hiervoor  fl. 97,70 in rekening bracht,  welk bedrag aan de firma Kuiper werd gepresenteerd die prompt betaalde. Er is geen verslag gemaakt van deze bezichtiging, maar de indruk is dat de heren enthousiast terugkeerden. Want voor de geplande raadsvergadering van 11 februari werd door B&W een voorstel in zake aanschaffing van F.K. Landhuisjes ingediend. Enkele fragmenten uit de raadsnotulen:
“B&W hebben de huisjes gezien en zijn van oordeel dat ze goed bewoonbaar zijn. Zij houden altijd waarde omdat ze later aan de plassen als “zomerhuisjes” gebruikt zouden kunnen worden. De Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting is verzocht een bijdrage van het rijk in de exploitatie deze huisjes in het vooruitzicht te stellen. Bovendien is gevraagd geen vermindering op het bouwvolume toe te passen. Deze toezegging is inmiddels ontvangen. In verband hiermee stellen B&W de Raad voor een krediet van fl. 90.000 voor de aanschaffing van een 20-tal deze huisjes en voor enkele bijkomende kosten te willen verlenen. Namelijk vijf huisjes á fl. 400 en 15 huisjes á fl. 4500. De voorzitter wijst erop: Veel mensen wonen in ruimten die de naam van woning niet kunnen dragen: krotten worden voor woonruimte gebezigd. Door deze nood, moest het gemeentebestuur tot woningvordering en het verschaffen van inwoning over gaan. Spreker merkte verder op dat het sluiten van een huwelijk een elementair recht is, wat nu door de woning schaarste onmogelijk wordt gemaakt.

Na dit vurige pleidooi voor aanschaf kunnen de raadsleden hun zegje doen. De heer Smit is enthousiast maar betreurd het dat de Woningcommissie niet is gehoord. Hij vindt de huisjes primitief en geeft de voorkeur aan een paar monsters van deze huisjes. Ook zijn er geen schuurtjes bij en alles bij elkaar kosten ze net zoveel als een woning. De heer van Roon vind dat de huisjes zomers wel gebruikt kunnen worden maar voor permanent gebruikt zijn ze niet geschikt. Hij verwacht condenswater en tegen koude zijn ze niet voldoende geïsoleerd. Spreker kan zijn stem niet aan het voorstel geven. De heer Snel wil weten wat de huisjes voor huur zullen doen en waar ze geplaatst zullen worden. De heer Van den Heuvel (Woonruimtecommissie) juicht het voorstel toe. Ook hij wil weten wat de huurprijs is en acht aanschaffing zonder steun van het Rijk niet mogelijk. De heer Schouten vraagt waar de huisjes geplaatst zullen worden. Op het woonwagen terrein in Sluipwijk is geen ruimte, misschien op het land van de erven van ds. Hagen? Ook de heer Blom juicht het voorstel toe. Zegt dat er op dit moment zeventig aanvragen voor een woning zijn. Hij zag de 20 huisjes het liefst van hetzelfde model. De heer Olieman zegt geschrokken te zijn van het voorstel. We hebben al 22 woningen gebouwd en slaan daarmee geen gek figuur ten opzichte van andere gemeenten. Hij betreurt het dat geen enkele woning voor twee gezinnen geschikt is gemaakt. Hij verwacht dat men na verloop van tijd oud roest zal overhouden. De heer Snel vraagt hoe de levering zal plaatsvinden, waarop de voorzitter antwoord dat ze franco Gouda geleverd zullen worden. De heer Zwijnenburg vraagt of er op het vlierinkje een slaapgelegenheid (!) gemaakt kan worden. Iedereen heeft nu in eerste ronde zijn zegje gezegd en de voorzitter stelt een (plas)pauze van 5 minuten voor.
De voorzitter ging daarna in op de gemaakte opmerkingen. B&W hadden zich afgevraagd of het wel nodig was de woonruimtecommissie te horen, nu moet er gehandeld worden, en voor de latere verdeling zal de mening van de commissie op prijs worden gesteld. De huisjes zullen worden geplaatst waar aansluiten op waterleiding en electra mogelijk is. De huisjes zouden op het terrein aan de kon. Wilhelminastraat geplaatst kunnen worden. De vliering van de huisjes is van board en er kunnen alleen wat niet te zware dingen worden opgeborgen. Onder de huisjes (!) kan een bergruimte gemaakt worden. Van regeringswegen zijn er tegen deze huisjes wel bezwaren, maar we hebben te kiezen tussen iets of niets! Volgens de voorzitter is de binnenwand van asbestboard en behangen.
Er is een goede ventilatie en de weerstand tegen warmte en koude is groter dan van een één steens muurtje. In het afgelopen jaar zijn er 50 huwelijken gesloten, er zijn derhalve 50 gezinnen bijgekomen. De huisjes zijn gemaakt van gegalvaniseerd plaatijzer en spreker ziet er daar in iets anders dan oud roest. Hij geeft aan 20 huisjes op proef te nemen.
Na 1 maand wordt de eerste afgeleverd en vervolgens elke week één. De burgemeester besloot zijn betoog met de woorden: “De huisjes zijn geen villa’s, maar de mensen zullen zich de handen dichtknijpen als ze er één krijgen toegewezen”.
Nadat enkele sprekers in tweede termijn enkele opmerkingen hadden gemaakt waarbij werd aangedrongen op de aanschaf van één model (type 2) werd een aldus gewijzigd voorstel van B&W in stelling gebracht en met 9 stemmen voor en 2 tegen aan genomen. De heren Olieman en Rook stemde tegen.

Uit de folder.
De folder van de firma Kuiper geeft ons enkele gegevens over de maten en de inrichting van de huisjes. Hieronder alleen de gegevens van het model 2: Het huisje is buitenwerks 9,56 meter lang en 2,40 meter breed. Het bevat een keuken groot 1,70 bij 2,30, de woonkamer meet 3,20 bij 2,30 meter en de twee slaapkamers respectievelijk 2,4 x 2,3 m inclusief kleerkast. En één van 2 bij 2,3 m.. Desgewenst zijn de modellen 1 en 2 leverbaar met een WC aan de achterzijde. Daar zij zo licht lopen kunnen ze gemakkelijk vervoerd worden door middel van paardenkracht, jeep, tractor, spoor, enz.. Indien men de ruimte tussen de onderkant en de grond voorziet van een laag muurstenen en een stoepje, zodat de wielen niet meer zichtbaar zijn, dan krijgt het geheel het aanzien van een ter plaatse gebouwd landhuisje (zie afbeelding). Voor een goed begrip: de WC is alleen buiten om te bereiken.

Hoe verliep het verder.
Met een Hamerslag van Burgemeester Feitsma werd het raadsbesluit bekrachtigd, er zouden 20 huisjes worden besteld. Het besluit werd nu aan de ambtelijke molens toevertrouwd en zo kwam er een verzoek van Gedeputeerde Staten om een advies van een deskundige omtrent de levensduur van deze noodwoningen.
De burgemeester stelde hierover op 29 maart 1949 een kort briefje op: “Als deskundige op het gebied van metaalconstructie verklaar ik ervan overtuigd te zijn dat de F.K Llandhuisjes, zoals deze voor de Gemeente Reeuwijk kunnen worden geconstrueerd, een levensduur zullen hebben van minstens 25 jaren”.   W.g. de burgemeester van Reeuwijk.
De burgemeester zou bovendien deze zaak persoonlijk op een vergadering van GS komen toelichten. In de notulen van B&W van 1 april 1949 lezen we hoe dat is afgelopen. De voorzitter zegt vervolgens een bezoek aan de provinciale griffie te hebben gebracht over de landhuisjes op wielen. De voorzitter heeft op goede gronden het besluit van de raad kunnen verdedigen en meent  de Chef van de 3e afdeling hiervoor enthousiast te hebben gemaakt. Op verzoek van de gemeente zouden de huisjes in bronsgroene kleur gesproken gespoten worden en de raamkozijnen zacht geel gemaakt, maar de firma Kuiper meldde dat deze kleuren niet mogelijk waren. De ijzerconstructie van de wanden zou wel verbeterd worden.

De schriftelijke bestelling ging op 5 mei 1949 de deur uit. 20 Huisjes model 2 á 4.500 gulden per stuk, franco geleverd spoorwegstation Gouda. Uit de omschrijving bleek dat de huisjes voorzien zouden worden van vijf lichtpunten en twee stopcontacten, als mede van een waterkraan in de keuken.
In den lande hoorden verschillende gemeentebesturen van de Reeuwijkse aankoop en meerdere burgervaders, onder meer uit Medemblik en Borne vroeger hun collega om inlichtingen, die vlot en met enthousiasme werden verstrekt.

In de raad van 20 mei besprak wethouder Boom de mogelijkheden de  huisjes op betonplaten te plaatsen, dit in verband met wegzakken in onze drassige bodem. Met een mal is het mogelijk in deze platen een uitholling te maken waarin de wielen geplaatst kunnen worden. De voorzitter antwoord dat van de firma Kuiper opgave is ontvangen van de juiste wielbasis der woningen. De architect werd opgedragen hier voor te zorgen. Op 20 juni besloten B en W tot het aanbrengen van schuurtjes bij de F.K. Landhuisjes voor zover de  bewoners daar zelf niet voor konden zorgen.

En dan is het eindelijk zover. In de raadsvergadering van 8 juni meldde de voorzitter dat het eerste huisje is aangekomen en straks na afloop van de vergadering in ogenschouw zal worden genomen.  Om onmiddellijk bij aankomst der huisjes tot toewijzing te kunnen overgaan vragen B&W hiervoor machtiging van de raad. Wel wordt er wat gekissebist over de te betalen huur. B&W komt uit op een huur van 5 gulden per week..
In het Reeuwijks Weekblad van 10 juni 1949 lezen we het volgende: Dinsdag is het eerste huisje op wielen ter Reeuwijk aangekomen en geplaatst aan de kon. Wilhelminastraat. Dit eerste huisje is toegewezen aan G. ter Haar met zijn gezin, thans wonende bij de visser C .Jongeneel in de afd. Sluipwijk. De bedoeling is om de eerste vijf huisjes te plaatsen in driehoeksvorm met in het midden van de driehoek rosaria enz.. Het karakter van een woonwagenkamp zal hierdoor geheel worden weggenomen. Voor de resterende huisjes zal nog plaats in worden gezocht. Aldus onze plaatselijke krant.

Twee kistjes sigaren.
Bestuurders blij, maar ook de firma Kuiper was blij en meende deze blijdschap voor de mooie order te belonen met het zenden van twee kistjes sigaren. Maar dit viel in Reeuwijk niet in goede aarde. De sigaren werden  weer ingepakt en aan de firma Kuiper en Zonen geretourneerd. De burgemeester schrijf er een net briefje bij op 13 juni 1949: ”Met waardering voor uw goede bedoeling doe ik u hierbij weder toekomen de beide mij door u met uw schrijven van 10 dezer toegezonden kistjes sigaren. De moeite, die ik deed in verband met de aanschaffing der landhuisjes heb ik mij niet getroost voor u, doch voor de gemeente Reeuwijk.  Ik ben er van overtuigd dat uw vriendelijk gebaar volkomen zuiver bedoeld was, doch u zult mij, naar ik hoop mijn standpunt willen vergeven. W.g. de burgemeester van Reeuwijk”.
Met dit briefje stelde burgemeester Feitsma een voorbeeld waarvan ook nu nog vele bestuurders en politici iets zouden kunnen leren!

Nu de eerste huisjes aankwamen kon men van Kuiper ook een rekening verwachten en in de raadsvergadering van 9 augustus deelde de voorzitter mee dat de gemeente zal moeten overgaan tot het sluiten van een lening van fl. 100.000. Tot op die dag waren B&W er nog niet in geslaagd een lening onder te brengen. Maar de pogingen daartoe werden voortgezet, men hoopte bij de NV Bank voor Nederlandse gemeenten uiteindelijk wel te kunnen slagen. De raad machtigt B&W om een lening voor de duur van 1 jaar af te sluiten. De huizen die nu met regelmaat binnenkwamen werden geplaatst aan de Kon. Wilhelminastraat/John Raedeckersingel, Oudeweg, ‘s-Gravenbroekseweg onder Sluipwijk, Platteweg, Reewal en Middelburg. De huisjes werden toegewezen aan:
1 G. ter Haar, 2 A. Vermeulen, 3 M. van der Willik, 4 van Groningen, 5 Zaneveld, 6 M. A. Groenen, 7 P. De Jong, 8 J. A. Groenendijk, 9 G. Vanen, 10 M.A. Groenendijk, 11 G. de Bruin, 12 J. De Vries, 13 D. Oisterwijk ( Oudeweg), 14 A. Schoonderwoerd, 15 W.P. de Jong, 16 Vergeer (Stein), 17 J. Uiterwijk, 18 Tillemans, 9 Groenendijk, 20 Chr. Vermeij.

De woonervaringen.
Daarover kan ik kort zijn en wel om twee redenen. Allereerst heeft Corry Weck hier uitvoerig over geschreven in het Bodegraafs Nieuwsblad van 27 mei 1999 en ten tweede omdat we die ervaringen met enkele woorden kunnen samenvatten: ’s winters erg koud en ‘s zomers erg warm.
Bovendien viel de ruimte, vooral met een kind erg tegen. In de winter ging men slapen onder een dikke stapel dekens, men hield de sokken aan en legde een warme kruik aan het voeteneind. Het was geen pretje vooral als men naar het buitentoilet moest. De aloude po werd weer alom in gebruik genomen! Over de WC gesproken: de heer Groenendijk uit Middelburg klaagde per brief van 9 januari 1950: “Tot op heden heeft hij echter geen gebruik van de wc kunnen maken. De reden hiervoor is dat de ingang van die wc ongeveer 1 meter boven de grond is”. Een situatie die al ruim 3 maanden zo was. Ook de heer van Groningen klom in de pen en schreef aan de Burgemeester: “Daar het vandaag de gehele dag weer geregend heeft, ben ik de wanhoop nabij. De keuken plus aanrechtkastje staan weer met water. En in de kamer loopt het water onder het kozijn met een straal naar binnen, en de buitendeur kan niet meer open of dicht. De schimmel komt op het behang enz. enz.. Oh en ook voor de schoorsteen heb ik nog niemand gezien. Niet dat u er persoonlijk wat aan kan doen maar dan zijn de feiten bekend”. En zo ging het verder, “het met vreugde kunnen wonen” werd niet bewaarheid, het woonplezier was er snel af en men keek met steeds meer verlangen uit naar een echt stenen huis.

In de verkoop.
Zoals te verwachten viel brak het moment aan dat er wegens gebrek aan belangstelling huisjes leeg kwamen te staan. In juni 1954, de huisjes waren toen 5 jaar oud, deed deze situatie zich voor. En op 26 juni 1954 kwam de gemeenteraad bijeen om ondermeer hierover te spreken. Het was voor het bestuur een moeilijke zaak, verkopen of niet, en vooral voor welk bedrag zouden huisjes verkocht kunnen worden. Er werd besloten een geheime raadsvergadering te houden. In de notulen daarvan natuurlijk de bekende voor- en tegenargumenten betreffende de landhuisjes, ieder raadslid doet zijn zegje, waarop de voorzitter zegt “dat er niets veranderlijker dan de opinie van de mensen. Eerst waren de huisjes alles, terwijl men even later het schandaal vond daarin te moeten wonen. Maar vergeet niet dat wij op deze wijze een 20 gezinnen helpen. Er zijn huisjes die zich goed houden. … Het is nodig andere ramen en aanrechten aan te brengen omdat die bijna alle verrot zijn”.
Er werd uitvoerig gesproken over het toewijzingsbeleid van de huisjes, maar uiteindelijk kwam men ter zake. Verkopen of niet en tegen welke prijs. Bij een verkoop speelde ook het provinciale beleid mee inzake het zogenaamde migratie volume. Omdat de huisjes volgens de wet geen huisjes waren pakte dat voor Reeuwijk gunstig uit. Uiteindelijk wilde een meerderheid wel de twee huisjes, die op het land van Kooi aan de Platteweg stonden, verkopen. Men werd het eens op een prijs van 4.000 gulden per stuk. De nieuwprijs was 5 jaar geleden 4.500 gulden. Nadat dit vastgesteld was gingen de deuren van de raadzaal weer open en stelde de voorzitter de verkoop aan de orde. Tegen stemden de heren van Roon (die ook tegen stemde bij de aankoop!) en van den Heuvel. Het voorstel werd aangenomen en de huisjes konden verkocht worden. In het koopvoorstel werd als argument aangevoerd, dat weliswaar het aantal woningzoekenden is toegenomen, doch de urgentie van de verschillende problemen minder is geworden: dat derhalve bedoelde huisjes niet meer in die mate als destijds noodzakelijk zijn. Dit is wel heel fraai geformuleerd.

 In1954 waren zo de eerste twee schapen over de dam, maar het zou nog enkele jaren duren voordat de rest van de kudde van 20 volgde. We schrijven dan juli 1957, het gaat dan om het huisje in de buurtschap Stein, een huisje waarin niemand wilde wonen. Zou 4000 gulden nu ook haalbaar zijn? De burgemeester had inmiddels aan de aspirant koper een bedrag van 1500 gulden gevraagd. De raad vond dit wel wat weinig, maar de voorzitter wees op de hoge onderhoudskosten en het feit dat het huisje snel in kwaliteit achteruit ging. De heer van Roon vond dat de huisjes voor de gemeente een strop waren geweest. Na stemming werd tot verkoop besloten. En jonge gezin uit Stolwijk had daardoor woningruimte gevonden!  En nu ging het verkopen van de huisjes een stuk sneller, zo werd in 1958 wederom een huisje voor 1.500 gulden verkocht. In het raadsvoorstel lezen we ”dat er op het ogenblik, nog geen gegadigden zijn aan wie bedoeld F.K. Landhuisje zou kunnen worden verhuurd. Dat bedoelde huisje zich in vergaande staat van verroesting bevindt en afdoende reparatie te kostbaar zou zijn”. De Raad vond gezien de nadelige exploitatie van de huisjes 1500 gulden te weinig en de heer Moons stelde voor de prijs te verhogen. De voorzitter antwoordde “dat we de huisjes niet boven de waarde zouden moeten verkopen hetgeen niet netjes is”. . “Gelet op onze standing mag een gemeente zulks niet doen”. Ook merkte hij op dat de huisjes van slechte kwaliteit waren, maar wie was ook weer die deskundige die in 1949 schreef dat de huisjes een levensduur van minstens 25 jaar zouden hebben?

Met enige regelmaat werd er nu een leegstand huisje verkocht, aanvankelijk voor 1500 gulden maar in 1959 vond men dat er nog aanwezige huisjes dermate slecht waren dat men aan dat bedrag niet kon vasthouden. Het raadslid Coppens meldde dat er die ochtend een openbare inschrijving voor de huisjes aan de Kon. Wilhelminastraat was gehouden waar respectievelijk 1600, 803, 803 en 895 gulden was geboden. De heer Roel vroeg of de huisjes getaxeerd waren, waarop de voorzitter antwoordde met “men kan wel taxeren maar de vraag is wat mijn ervoor geeft”. De heer Coppens, altijd goed voor leven in de raad, sprak de woorden “Mijnheer de voorzitter, ik zou het op prijs stellen, indien het zo gesteld zou kunnen worden dat we de naam Reeuwijk hoog houden en aan de hoogste inschrijven deze huisje geven”, waarop de voorzitter reageerde met de opmerking: “Mijnheer  Coppens, ik weet niet wat in dit geval de naam van Reeuwijk hooghouden betekent: men gunt  toch op redelijke basis”.

Bovengenoemde vier huisjes worden uiteindelijk voor €1000 gulden per stuk verkocht. Aardig is in dit verband een briefje van een Waddinxvener: “Geachte heren, ondergetekende heeft gehoord dat er in Reeuwijk woonwagens verkocht worden. Daar ik al 4 jaar verkering heb, heb ik daar wel interesse voor. Ik heb de wagen bekeken en ik heb daar 1000 gulden voor over”. Wat schrijnender is het volgende briefje: “Ik ben een half jaar getrouwd en was bij mijn ouders inwonend. Na een kwestie met mijn ouders is mijn vrouw terug naar haar ouderlijke woning gegaan. Wij leven dus nu helemaal apart, want daar is inwoning onmogelijk”. Begrijpelijk dat de briefschrijver er 1.000 tot 1.200 gulden voor over heeft,  als het tenminste met een gunstige betalingsregeling mogelijk is. En zulke tragische gevallen waren er meer in die tijd. In 1961 wordt er door het gemeentebestuur een prijs van 400 gulden per stuk gevraagd met de bepaling dat de huisje naar elders (buiten de Gemeente Reeuwijk) worden overgebracht. Zo raakte de gemeente successievelijk toch van haar huisjes op wielen af.

Besluit
Als we nu na ongeveer 50 jaar terugblikken op deze geschiedenis, is het gemakkelijk er wat lacherig over te doen. Hoe kwamen ze op het idee, hoe konden ze zoiets doen. Het is niet terecht zo te denken, achteraf is het veelal gemakkelijk te beoordelen of er juist of onjuist is gehandeld. We moeten de affaire met de landhuisjes natuurlijk In het kader van die tijd en van de toen heersende woningnood bezien. Hoe velen zijn toch niet als pas getrouwd stel op zolderkamertjes bij ouders of kennissen ingetrokken? Inwoning was toen normaal, niet omdat het zo leuk was, maar er was geen alternatief. Het is terugkijkend op die tijd toch wel een begrijpelijke beslissing van het gemeente-bestuur van Reeuwijk geweest de 20 landhuisjes te kopen. Ervaring met een dergelijke woningnood had men niet en de folder van de firma Kuiper en Zonen zag er veelbelovend uit. Pas in de praktijk zou blijken of de landhuisjes werkelijk een oplossing vormden voor het grote gebrek aan woonruimte.  We moeten het zien als een goed bedoelde poging van burgemeester en wethouders, ja van de gehele gemeenteraad om iets te doen aan het lenigen van de nood. Dat het geen succes was kunnen we achteraf pas vaststellen. Maar het verhaal van de landhuisjes verdient wel een plaats in onze lokale geschiedenis, vandaar deze bijdrage.

Maar de uitspraak van Burgemeester Feitsma “In deze huisjes zal men met vreugde kunnen wonen”, was toch wel wat al te optimistisch.

Uit Reeuwijkse Reeks 14 aug 2000.      G.A.F. Maatje